Hoe kun je het voltooid deelwoord vinden?

Hoe kun je het voltooid deelwoord vinden?

Het voltooid deelwoord van regelmatige werkwoorden wordt meestal gevormd door het prefix ge-, ver- of be- aan het werkwoord toe te voegen en door een –d of een –t aan het einde van het werkwoord te plakken, zoals bij ge-werk-t of be-antwoor-d.

Wat is het voltooid deelwoord van kunnen?

Het voltooid deelwoord van het werkwoord kunnen is gekund. Gekunnen* komt soms voor, maar die vorm is geen standaardtaal. Vervoeging: ik kan, je kunt / je kan, u kunt / u kan, hij kan, wij kunnen.

Hoe gebruik je het voltooid deelwoord?

Het voltooid deelwoord is de vorm van een werkwoord die je in een zin meestal vindt in een voltooid tegenwoordige tijd of een voltooid verleden tijd. Er staat dan een vorm van hebben of zijn bij: ik heb gelopen, ik ben gevallen. Het voltooid deelwoord kan soms ook gebruikt worden als bijvoeglijk naamwoord.

Wat is een voltooid deelwoord groep 7?

Een voltooid deelwoord geeft aan dat is al gebeurd is. Voltooid betekent dat het af is. Bijvoorbeeld: Ik heb gehuild. Een voltooid deelwoord heeft ook altijd een hulpwerkwoord.

Hebben zijn voltooid deelwoord?

De voltooide tijden worden gevormd met een hulpwerkwoord van tijd (hebben of zijn) en een voltooid deelwoord: hij heeft gewerkt, hij is gekomen. Wanneer welk hulpwerkwoord wordt gebruikt, is niet in enkele eenvoudige regels te beschrijven.

Wat is het voltooid deelwoord van lopen?

lopen – liep – gelopen.

Is gekocht een voltooid deelwoord?

werkwoord dat bij de vervoeging in de verleden tijd en/of de vorming van het voltooid deelwoord een klinkerwisseling* (soms ook medeklinkerwisseling) vertoont. Voorbeeld: eten – at – gegeten; kopen – kocht – gekocht.

Wat is het voltooid deelwoord van moeten?

De correcte spelling is moesten. ik moet, jij moet, wij moeten. ik moest, wij moesten.

Wat is het voltooid deelwoord van niezen?

Niezen – niesde – geniesd is juist omdat hier in het hele werkwoord een z staat; in de vervoegingen van de verleden tijd hoort daarom een d te staan: niesde – geniesd.

Hoe werkt de voltooide tijd?

Een voltooid deelwoord deelt de zin met een ander werkwoord Als er een voltooid deelwoord in de zin staat, is er altijd nog minimaal één ander werkwoord aanwezig. Dat andere werkwoord is meestal een vorm van ‘hebben’, ‘zijn’ of ‘worden’.