Wat is een voorbeeld van een infinitief?

Wat is een voorbeeld van een infinitief?

De vorm van de infinitief is onbepaald wat persoon, getal, tijd en wijs betreft. De meeste infinitieven eindigen op -en, sommige op -n. Voorbeelden: lopen, werken, bidden, eten, slapen, gaan, zien, doen, zijn.

Wat is het verschil tussen infinitief en persoonsvorm?

De infinitief is de onbepaalde wijs van een werkwoord, ofwel de vorm die niet vervoegd is naar persoon (dat is namelijk de persoonsvorm) of tijd (voltooid of tegenwoordig deelwoord).

Hoe vind je het hele werkwoord?

De hele werkwoorden staan in de tegenwoordige tijd in het meervoud. Ze eindigen meestal op en en soms op n. Voor het hele werkwoord kun je bijna altijd Ik kan zetten. Ik kan fietsen.

Is persoonsvorm hetzelfde als werkwoord?

De persoonsvorm is een vervoegde vorm van het werkwoord. Het is de werkwoordsvorm die hoort bij het onderwerp van de zin. De persoonsvorm hoort bij het onderwerp van de zin, en past zich ook aan het onderwerp aan. Als het onderwerp bijvoorbeeld een enkelvoud is, zoals hij, dan is de persoonsvorm dat ook: hij loopt.

Hoeveel verschillende Persoonsvormen heeft een werkwoord?

In een zin zit altijd maar één persoonsvorm (pv). De persoonsvorm van een zin is altijd een werkwoord. Werkwoorden zijn dingen die je kunt doen; fietsen, lopen, spelen, kruipen, klappen, slapen… Als je de persoonsvorm van een zin weet, dan kun je ook de andere zinsdelen benoemen.

Welke werkwoorden met Te?

beginnen. to begin. blijken. to appear. besluiten. to decide. durven. to dare. (niet) hoeven. don’t have to. lijken. to look like. proberen. to try. verbieden. to forbid.

Is wouden goed Nederlands?

Voor het enkelvoud zijn wilde en wou allebei correcte verledentijdsvormen. Voor het meervoud is wilden de correcte verledentijdsvorm. In de spreektaal wordt voor het meervoud weleens wouden of wouen gebruikt, maar in verzorgd taalgebruik kunt u die vormen beter vermijden.

Is zou een werkwoord?

Werkwoord. Ik zou. Jij zou. Hij, zij, het zou.

Hoe vervoeg je het werkwoord voir?

je vois. tu vois. il/elle voit. nous voyons. vous voyez. ils/elles voient.

Waarom is het niet hij wilt?

Het werkwoord willen geven we in de derde persoon enkelvoud geen -t: hij wil, wil hij. De vorm hij wilt* (of wilt hij*) is niet correct.